Info voor huurders omtrent huurwetgeving

Hoe verloopt de uithuiszetting (of uitdrijving) van een huurder?

Eerst wordt het OCMW (door de griffie of door de deurwaarder) op de hoogte gebracht van de vordering tot uithuiszetting. De huurder kan zich eventueel tegen de mededeling aan het OCMW verzetten.

Vervolgens kan de rechter de uithuiszetting uitspreken. Dit vonnis zal door de deurwaarder worden 'betekend' aan de huurder. Vanaf dan heeft de huurder één maand de tijd om de woning te verlaten.
Deze termijn kan in drie gevallen korter of langer zijn:

  • - wanneer de verhuurder bewijst dat de huurder het pand reeds verlaten heeft
  • - wanneer huurder en verhuurder zelf een andere termijn overeenkomen (en dit laten opnemen in het vonnis tot uithuiszetting)
  • - wanneer de (ver)huurder bewijst dat er 'uitzonderlijk ernstige omstandigheden' zijn.

De gerechtsdeurwaarder moet de huurder (of bewoners) alleszins vijf werkdagen van tevoren de exacte datum van de uithuiszetting meedelen.

De goederen die zich (bij de uitdrijving) nog in de woning bevinden zullen op kosten van de huurder op de openbare weg worden gezet. Wanneer de goederen de openbare weg belemmeren zullen zij door de gemeente worden weggehaald en zes maanden worden bewaard (tenzij het gaat om bederfelijke goederen).